PI Magazine, december 2010
Wat zijn de kansen voor het kleinschalig ontwikkelingswerk? Geen overbodige vraag, aan de vooravond van een grote bezuinigingsronde in de ontwikkelingssector.
Geen mens kan in de toekomst kijken. Toch denken we met z’n allen graag na over de vraag hoe de wereld er over tien jaar voorstaat. Hoe zal het er in 2020 uitzien voor ontwikkelingsprojecten van particulieren? Dat het anders zal zijn dan nu, is zeker. Blik maar eens tien jaar terug. Net als vandaag waren duizenden Nederlanders actief in het Zuiden. Maar niemand merkte hen echt op. Met hun project haalden ze hooguit de lokale krant. In de ontwikkelingswereld telden ze amper mee. Gevestigde organisaties waardeerden hen vooral omdat ze bijdroegen aan het draagvlak voor hulp, maar als effectieve armoedebestrijder werden ze niet echt serieus genomen.
Niets is vanzelfsprekend
Wat een verschil met vandaag. Grote ontwikkelingsorganisaties maken nu gedegen werk van hun steun aan projecten van burgers. De wetenschap ontdekte hen als onderwerp voor onderzoek. Particuliere initiatiefnemers organiseerden zichzelf, kregen een eigen branchevereniging en een eigen tijdschrift. Ook de media ‘ontdekten’ de bevlogen vrijwilligers. Lovende berichten in de lokale krant kregen gezelschap van kritische artikelen over het nut en de effectiviteit van hun projecten. Anno 2010 staan particuliere initiatieven duidelijk op de kaart.Maar niets is vanzelfsprekend. Het jaar 2011 staat in het teken van grote bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Die treffen ook de subsidies aan projecten van particulieren. Intussen gaat het debat over de professionaliteit van burgerinitiatieven onverminderd door. Ze worden niet langer alleen maar gezien als pijler onder het draagvlak, maar moeten zich ook bewijzen als effectieve armoedebestrijder.
Zichzelf bedruipen
Waar staat het particuliere initiatief in 2020? Er zijn een aantal tendensen te zien die mogelijk de richting aanwijzen. Een eerste ontwikkeling is dat vrijwilligers op een andere, meer bedrijfsmatige manier hun projecten gaan financieren. De eenmalige sponsorloop, de benefietmiddag en de incidentele subsidieaanvraag hebben hun beste tijd gehad. ‘Particuliere initiatieven gaan meer werken aan hun verdienmodel’, voorspelt Henrik Looij van Stichting Verbeter de Wereld, die trainingen organiseert voor mensen met ideële doelen. ‘Organisaties willen zichzelf op langere termijn kunnen bedruipen, zodat ze minder afhankelijk worden van ad hoc subsidies en giften.’ Her en der zijn voorbeelden van dit soort ‘verdienmodellen’ te vinden. Een kliniek in Gambia wordt gefinancierd door de winst van een nabijgelegen lodge; in Malawi verdient een irrigatieproject zelf de kost door de aanleg van een commerciële moestuin.
‘Zo’n omschakeling van incidentele subsidies naar vaste inkomsten is niet gemakkelijk’, waarschuwt Looij. ‘Daarvoor moet je een andere mindset hebben dan “we gaan even subsidie aanvragen bij Wilde Ganzen of Impulsis”. Veel organisaties zullen daar hulp bij nodig hebben.’
Keukentafel
En daarmee raakt Looij aan een tweede trend: particuliere initiatieven gaan meer samenwerken. Met elkaar en met ‘grote’ ontwikkelingsorganisaties. Maar ook met bedrijven en deskundigen die de kennis en ervaring hebben die zij zelf ontberen. Dat is voor veel vrijwilligers nog een hele stap. Zij komen nu niet veel verder dan hun eigen keukentafel en hun eigen achterban, waar ze geld ophalen voor ‘hun’ project. En ze putten veel voldoening uit het feit dat ze het allemaal zelf doen. Maar een groeiend aantal initiatiefnemers kijkt over de eigen muren heen. Zo verenigden organisaties die actief zijn in Burkina Faso zich in een platform. Ze wisselen tips en ervaringen uit, brengen collega’s in contact met Burkinese organisaties en werken samen in het verschepen van goederen. Ghana, Zuid-Afrika en Kenia zijn andere landen met zo’n ‘eigen’ platform.
Geen makkelijke boodschap
Ook gevestigde organisaties proberen een brug te slaan naar initiatieven van particulieren. Een voorbeeld daarvan is het Better Care Network, opgericht door professionele organisaties die streven naar betere opvang van kinderen die niet bij hun ouders kunnen opgroeien. ‘Het particuliere initiatief is voor ons een belangrijke doelgroep’, zegt coördinator Bep van Sloten. ‘Velen van hen steunen immers weeshuizen. Uit onderzoek blijkt echter dat langdurige opvang in weeshuizen schadelijke effecten heeft. Wij pleiten daarom voor opvang in gezinnen.’ Daarmee heeft het Better Care Network voor veel vrijwilligersgroepen ‘geen gemakkelijke boodschap’. Bep van Sloten: ‘Wanneer je je jarenlang met hart en ziel voor een tehuis hebt ingezet, is het niet gemakkelijk om te horen dat het misschien anders moet.’ Daarom laat het Better Care Network veel voorbeelden zien waar mensen concreet mee aan de slag kunnen. ‘We willen kennis verspreiden. Veel mensen wéten niet eens wat er allemaal mogelijk is.’
Het Better Care Network is een voorbeeld van een netwerk waarin groot en klein elkaar vindt rond één thema. Het netwerken tussen ontwikkelingsorganisaties krijgt binnenkort een nieuwe impuls met de lancering van Linkis Werknetten. Dat wordt een soort digitaal ontmoetingsplein, waar gebruikers op thema, land of doelstelling in aanraking kunnen komen met gelijkgezinden. Ze kunnen er kennis uitwisselen, discussies opzetten en samen activiteiten ontplooien. Initiatieven als het Better Care Network of het landenplatform Burkina Faso kunnen hier moeiteloos ‘inschuiven’. Bep van Sloten hoopt dat mensen in deze netwerken zullen snuffelen, voordat ze een nieuw project starten: ‘Ze zouden eerst eens moeten kijken wat er allemaal al is.’
Charmant
Een belangrijk doel van samenwerken en netwerken is dat de uitvoering van projecten er beter van wordt. Dat is ook de drijfveer onder een derde trend: particulieren zullen hun projecten beter gaan evalueren. Subsidiegevers, donateurs en het grote publiek zullen steeds strenger toezien of het project werkelijk bijdraagt aan ontwikkeling. Professioneel werkende vrijwilligersgroepen, die kunnen laten zien wat ze bereiken, maken de meeste kans op subsidie.
Wat dat betreft hebben veel vrijwilligersgroepen nog een slag te slaan, meent Henrik Looij: ‘De grootste uitdaging voor particuliere initiatieven is dat ze in staat zijn om te laten zien wat ze voor elkaar krijgen. En dan denk ik niet alleen aan de tastbare opbrengst, zoals de bouw van een school. Je moet verder kijken: hoeveel kinderen hebben ná die school kans op een baan? Deze effecten op middellange termijn moet je in kaart brengen.’
Deze roep om ‘meetbare resultaten’ heeft een keerzijde: veel initiatiefnemers hebben een instinctieve afkeer van planning en procedures. Hun aanpak is die van directe, spontane betrokkenheid en actie. Staat die spontaniteit, die kleinschalige initiatieven zo charmant maakt, niet op gespannen voet met de druk om te professionaliseren? ‘Dat is een verkeerde vooronderstelling’, meent Henrik Looij. ‘Spontaniteit is een houding, een manier van werken. Dat gaat prima samen met een professionele aanpak. Sterker nog, wanneer je gestructureerd werkt en gericht bent op resultaten, dan levert dat ook meer werkplezier en voldoening op.’
Verdienmodellen, netwerken en evaluaties zijn, kortom, helemaal 2011. Hoe het particuliere initiatief ervoor staat in 2020, dat blijft koffiedik kijken. Maar dat ook over tien jaar duizenden Nederlanders zich zullen inzetten voor kleinschalige projecten is zeker. En wanneer de voortekenen niet bedriegen, dan doen ze dat duurzamer, resultaatgerichter en minder alleen dan vandaag.
Klaas Dijkhoff, VVD-kamerlid en woordvoerder ontwikkelingssamenwerking: ‘Het mooiste is wanneer particulieren elkaar steunen’ ‘Ik vind het mooi wanneer mensen niet alleen dingen vinden, maar daar ook naar handelen. Dat spreekt me aan in projecten van particulieren: mensen roepen niet alleen, maar steken ook de handen uit de mouwen. Het komt voort uit eigen passie, en dat vind ik positief. Het is lastiger om iets te zeggen over de effectiviteit van hun werk. Je hebt hele mooie projecten, maar ook verschrikkelijke. Er zit soms een spanningsveld tussen goede bedoelingen en goede effecten. De overheid heeft naar mijn mening geen directe taak in het ondersteunen van burgerinitiatieven. Hoe meer de overheid gaat doen, hoe minder er sprake is van particulier initiatief. Ik denk dat die rol in eerste instantie bij henzelf ligt. Ook ontwikkelingsorganisaties hebben een rol. Ik vind dat zij open moeten staan om hun expertise – die zij deels hebben opgebouwd met belastinggeld – met anderen te delen. Maar het mooiste vind ik wanneer projecten van particulieren draaien met steun van elkaar. Zoals bij de 1%Club, of Kiva.org, waar mensen zelf kunnen kiezen welk initiatief ze steunen. Dat is een prima systeem om controle uit te oefenen op de kwaliteit. Zo hou je elkaar scherp.’Wim Stoffers, Hoofd Linkis bij Oxfam Novib:
‘Particulier initiatief grote verliezer van bezuinigingsronde’
‘Ik hoop dat grote ontwikkelingsorganisaties projecten van particulieren blijven steunen. Op dit moment is dat voor hen een voorwaarde om overheidssubsidie te krijgen. Vanaf 2011 is dat niet meer het geval. Dat vind ik jammer. De steun aan particulieren wordt straks volledig afhankelijk van de goodwill van organisaties, en dat zou niet zo moeten zijn. Het particulier initiatief wordt de grote verliezer van de bezuinigingen. De concurrentie tussen onze eigen programma’s en de programma’s van particulieren wordt groter. Terwijl het juist belangrijk is om na te denken over de vraag hoe groot en klein, met partners in het Zuiden, kunnen samenwerken om de kwaliteit te verbeteren. Neem onderwijs. Wij lobbyen bij lokale overheden voor het verbeteren van het schoolbezoek. Maar in een lokale gemeenschap is misschien pas over twintig jaar een school. Waarom zou een particulier initiatief daar niet alvast helpen? Maar ze moeten dan wél kijken of die school straks past in het onderwijssysteem van het land. Kennis daarover, dat hebben onze lokale partners. Zo kunnen we elkaar versterken. Ik hoop dat daar, in het nieuwe stelsel, ruimte voor blijft.’