PI Magazine, mei 2008
Niets is gemakkelijker dan het slaan van een pomp. Lijkt het. Je bestiert een stichting in Malawi. Een dorp met dramatisch veel diarree, te veel dode kinderen en geen schoon water, smeekt om hulp. Je komt overeind, overlegt met het dorpscomité, maakt geld vrij, laat je Malawiaanse projectleider een betrouwbare driller zoeken en een fraai onderhoudscontract opstellen. Vervolgens verwacht je dat het dorp de driller feestelijk zal ontvangen. In optocht zal hij naar de beste plek worden geleid om zijn boor door de rotsen te jagen. Dan klettert water, helder en schoon uit de stalen buizen, neemt de diarree zienderogen af en gaan de kindertjes niet meer dood.
Zo gaat het meestal niet. Althans niet in Thondwe, een van de dorpen in Malawi waar onze stichting actief is. Geld, contract, driller zijn snel geregeld. De dorpelingen halen geld op voor het onderhoud. En ze wijzen een plek aan waar de pomp moet komen. Plotseling ligt de chief dwars. Zij – de enige vrouwelijke chief in het district – vindt dat de pomp ergens anders moet komen. En wel pal naast haar eigen huis.
Nu is er ruzie. Het dorp splijt in fracties uiteen. Wanneer de driller op de afgesproken dag arriveert, maakt hij rechtsomkeert. Hij heeft geen zin om te wachten tot de dorpelingen zijn uitgekibbeld. En nu is er geen pomp. Ik krijg per e-mail een gedetailleerd verslag van Boniface, onze projectleider.
Veel doe-het-zelvers snappen niets van dit soort problemen. Het strookt niet met ons romantische beeld van het idyllische Afrikaanse platteland, waar vriendelijke mensen eensgezind optrekken om hun extreme armoede aan te pakken. We snappen het niet en om de hoek wacht het cynisme. ‘Willen ze soms niet geholpen worden? Lopen wij ons verdomme het vuur uit de schoenen, laten zij het zélf afweten?’
Helaas. Het probleem is dat romantische beeld zélf. Afrikaanse dorpen zijn geen harmonieuze eenheden. Afrikanen zijn niet welwillender dan Nederlanders. En ze zijn ook niet geneigd om meer samen te werken. Macht, gekonkel, afgunst, roddelen en egoïsme, het komt er niet minder voor als in het gemiddelde dorp in Brabant.
Natuurlijk. Ook ik vloek wanneer ik het rapport lees. Het zal toch niet waar zijn, dat die pomp er niet komt door een ordinair machtsspelletje van een louche chief.
Een paar dagen later bel ik met Boniface. Monter vertelt hij dat het drinkwater in Thondwe is gearriveerd. Nee, niet bij het huis van de chief, maar gewoon op de plaats die de dorpelingen hadden aangewezen. De chief heeft de machtsstrijd verloren. Boniface’ bericht stemt me vrolijk. Niet omdat het dorp tóch beantwoordt aan het arcadische plaatje van loyale eenheid, maar omdat deze corrupte chief in de hoek is gezet. Wat zal zij nu doen om haar vernedering te wreken? Vanaf nu zullen we die vraag mee moeten nemen in al onze projecten in Thondwe.