PI Magazine, juni 2010
Het is fijn wanneer donateurs zich betrokken voelen bij je project. Daarom zijn we blij verrast wanneer Jan K., een montere autohandelaar, met ons mee wil naar Malawi. Zijn bedrijf is al jaren een trouwe en niet te zuinige sponsor. Met genoegen nemen we Jan op sleeptouw. Naar het dorp, waar boeren vergaderen over het landbouwproject. Naar de school, waar elke ochtend ontbijt is voor alle kinderen.
Ook in Malawi toont Jan zich betrokken. Iets te betrokken misschien. Want Jan kijkt niet alleen zijn ogen uit, Jan heeft ook zo zijn ideeën over hoe het moet. Begeesterd vertelt hij boerinnen hoe ze fruit in weckflessen kunnen bewaren. Boeren krijgen gratis advies over het irrigeren van hun moestuin. En de schooldirecteur ontvangt ongevraagd een plan om lege klaslokalen te verhuren voor computerles.
Na een week slaat Jan’s enthousiasme om in irritatie: waarom zijn de boerinnen nog niet aan het wecken en de boeren nog niet aan het graven? En wanneer gaan wij dat computeronderwijs eens regelen?
Een licht gevoel van wanhoop maakt zich van ons meester. Waar zijn we aan begonnen? Geduldig leggen we uit dat het zo simpel niet werkt. Dat nieuwe ideeën pas aanslaan wanneer mensen het zélf zien zitten en het zélf willen organiseren.
We hebben er een hard hoofd in. Maar terug in het dorp zien we een andere Jan. Een Jan die niet alleen praat, maar ook vraagt. Een Jan die niet alleen vertelt hoe het moet, maar ook meedenkt en luistert. Het kwartje is gevallen. Na tien dagen zetten we een nieuwe Jan op het vliegtuig. Minder eigenwijs, maar gelukkig nog even betrokken.