Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

De migratie-obsessie: waar het gesprek over migratie écht over gaat

OnMigration, 5 november 2025

Migratie is hét politieke thema van deze tijd – maar volgens bestuurskundige Peter Scholten praten we eigenlijk over iets anders. De migratie-obsessie legt bloot waarom Nederland zo gefixeerd is op migratie en wat dat zegt over onze samenleving. Mirjam Vossen vond het een verhelderend boek en zag een les voor iedereen die werkt in de migratiesamenleving.

Migratie: het lijkt wel alsof we in Nederland telkens dezelfde plaat afspelen. Waarom hebben we het al zó lang zó vaak over dit onderwerp? Het is verzuchting die ik zelf vaak heb geslaakt. En het is precies de vraag die Peter Scholten, hoogleraar bestuurskunde, stelt in zijn nieuwe boek ‘De migratie-obsessie’.

Want dat is waar we volgens Scholten aan lijden: een collectieve obsessie met migratie. Het is welbeschouwd een vreemde obsessie, zegt Scholten, want in vergelijking met veel andere Europese landen zijn de migratiecijfers hier helemaal niet uitzonderlijk. Toch valt kabinet na kabinet over dit onderwerp, benoemen kiezers het als het grootste probleem en lijkt het in de media soms nergens anders over te gaan.

Ongenoegen met globalisering
Om maar meteen met het centrale punt van Scholten te beginnen: onze obsessie gaat welbeschouwd niet over migratie. Het staat symbool staat voor iets groters: voor globalisering. Migratie is het gezicht van de veranderingen, onzekerheden en spanningen dat met zich meebrengt. De druk op de woningmarkt, zorgen over werk, de angst voor het verlies van nationale identiteit – al die gevoelens projecteren we op migratie.

Er speelt nog iets. Vijf van de achttien miljoen Nederlanders hebben een eerste- of tweedegeneratie migratieachtergrond en daarmee is de migratiesamenleving een sociaal feit. Maar we zijn daar met zijn allen nog niet aan gewend. Eeuwenlang, schrijft Scholten, vonden we het vanzelfsprekend dat Nederland invloed had op de rest van de wereld – via handel, kolonisatie en emigratie. Maar dat de wereld ook invloed heeft op Nederland? Dat vinden we nog steeds lastig te accepteren.

Migratietaal, migratiefeiten en de media
Zo neemt Scholten ons meer naar meer dynamieken die een rol spelen in onze migratie-obsessie. Wat te denken van migratietaal? Voor elke categorie migranten hebben we een eigen woord: statushouders, kenniswerkers, enzovoorts. Juridisch gezien is dat handig, maar sociaal gezien problematisch. Want met elk label maken we onbedoeld ook onderscheid tussen wie hier meer of minder welkom is. En wat te denken van het woord ‘integratie’, waarmee we eindeloos de vraag oproepen of mensen met een andere achtergrond wel ooit volledig ‘Nederlander’ kunnen worden?

Ook onze obsessie met migratiefeiten helpt niet. Nederland houdt, gesorteerd op land, tot in de tweede generatie bij waar mensen vandaan komen. Daarmee blijven we benadrukken dat ze ‘niet van hier’ zijn. Voorts zoeken we naar kenmerken van deze groepen, die welbeschouwd helemeaal geen ‘groep’ zijn. Scholten wijst fijntjes op het schadelijke effect hiervan: je vindt altijd wel iets waarin zo’n ‘groep’ afwijkt, waardoor je het beeld blijft voeden dat migratie een probleem is.

Medialogica en politiek
Vanzelfsprekend komen ook de media en de politiek voorbij als speelbal in de migratie-obsessie. Het thema migratie past perfect in de logica van het nieuws: drama, emotie, conflict. Een verdronken kleuter, protesten rond de komst van AZC’s en onbehoorlijke uitspraken van politici – het krijgt allemaal aandacht. Zo verslaan de media de migratie-obsessie én voeden ze haar tegelijkertijd.

In de politiek ziet Scholten iets vergelijkbaars. De politieke obsessie met migratie begon niet met de PVV, maar ontstond in een veranderend politiek klimaat waarin zaken ‘benoemd’ moesten kunnen worden. Dat deden opkomende extreemrechtse partijen als de LPF en later de PVV. En dat kon gebeuren, zegt Scholten, doordat andere partijen geen helder verhaal hadden over migratie. Partijen als PvdA en VVD waren intern verdeeld over migratie en hielden zich stil. In dit vacuüm kreeg het anti-migratieverhaal van de PVV alle ruimte om de obsessie te voeden.

Wat kunnen we doen?
Het grootste deel van het boek is gewijd aan deze en andere mechanismes die bijdragen aan onze collectieve fixatie op migratie. Maar de hamvraag is natuurlijk wat er moet gebeuren om uit deze fuik te zwemmen. De analyse van Scholten geeft geen simpele oplossingen, wel stof tot nadenken. En het zet mij vooral aan het denken over de vraag welke rol maatschappelijke organisaties zouden kunnen spelen.

Mijn conclusie is dat zij de belangrijkste boodschap ter harte kunnen nemen: praat minder over migratie en migranten, en meer over de samenleving. Dat klinkt misschien paradoxaal – zeker voor organisaties die zich juist inzetten voor vluchtelingen of arbeidsmigranten. Maar ook voor hen is het een waardevol richtsnoer. Want hoe vaker we over ‘migranten’ spreken als aparte groep, hoe moeilijker het wordt om migratie als normaal onderdeel van de samenleving te zien.

Onderliggende vraagstukken
Een les van Scholten is dat we onze aandacht anders moeten richten. Niet op ‘problemen van migranten’, maar op de bredere maatschappelijke vraagstukken die eronder liggen: ongelijkheid op de arbeidsmarkt, verschillen in inkomen, ongelijke kansen in het onderwijs. En op concrete uitdagingen van een samenleving die onherroepelijk door migratie wordt gevormd – van de inrichting van het onderwijs tot de toekomst van onze economie.

Door het gesprek te verschuiven van migratie naar de samenleving helpen we om de zuurstof uit de obsessie te halen. Zo ontstaat ruimte voor een normaler en constructiever gesprek – en dat is misschien wel de belangrijkste stap vooruit.

Nu delen: