Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

Wie durft?

P! Magazine, maart 2010

Leren van elkaars fouten, dat willen we allemaal wel. Maar over de eigen mislukkingen wordt angstvallig gezwegen. Waarom gaat niemand met de billen bloot?

Het project van Kees Angenent zit in de problemen. Met zijn stichting steunt hij een voedselpost in een sloppenwijk in Kenia. Een groep straatkinderen krijgt er elke dag een warme maaltijd. Maar het project loopt niet goed. Of beter gezegd: het loopt té goed. Want de voedselpost zuigt kinderen aan. Angenent ontdekte dat arme gezinnen soms met opzet hun kinderen uit huis zetten, zodat ze bij het project kunnen aankloppen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.

Kees Angenent – zijn echte naam ben ik vergeten – is een van de particuliere initiatiefnemers die ik het afgelopen jaar tijdens een workshop ontmoette. Zijn verhaal is bijzonder. Niet alleen om wat hij meemaakt. Maar vooral om het feit dat hij er openlijk, in een volle zaal, over vertelt.

Openheid over moeilijkheden, tegenvallers en mislukkingen in kleinschalig ontwikkelingswerk is belangrijk – dat zal niemand ontkennen. Het stelt je in staat om te leren van je fouten en daar wordt je werk beter van. Bovendien hebben donateurs en subsidiegevers recht op eerlijke informatie. Maar in de praktijk kost het velen moeite om tegenvallers voor het voetlicht te brengen.

Dat merk ik niet alleen in mijn eigen stichting, Het Goede Doel, maar ook bij tientallen vrijwilligers die ik de afgelopen jaren heb ontmoet. In persoonlijke gesprekken komt alles op tafel. Van de container die na tien maanden nog in de haven staat, tot de geldsom die kwijtraakte door een frauderende medewerker. Maar hoe groter het gehoor, hoe groter de terughoudendheid. Tijdens workshops of ontmoetingsdagen is de openheid al een stuk minder. In nieuwsbrieven en op websites ontbreekt de openheid over mislukkingen vaak volledig. Daar lezen we vooral wat er allemaal is bereikt, en zelden hoe moeilijk de weg erheen soms was.

Afhakende donateurs
We vinden openheid goed, maar niemand wil met zijn eigen problemen naar buiten komen. De reden voor deze huiver ligt voor de hand: we voelen de hete adem van donateurs en subsidiegevers in onze nek. Zij hebben ons project gesteund en ons hun vertrouwen geschonken. Wij verspelen onze kansen, wanneer ze merken dat het project niet loopt.

Maar is onze vrees voor afhakende subsidiegevers wel gegrond? ‘Nee’, zegt Robert Wiggers van Wilde Ganzen. Ik vind het vooral belangrijk dat een particulier initiatief ons informeert zodra het mis dreigt te gaan. Wij zullen heus de ruimte geven om het probleem op te lossen. Wanneer het dan toch helemaal mis gaat, weten wij in ieder geval dat zij er alles aan gedaan hebben om dat te voorkomen.’ Andere subsidiegevers delen deze visie.

Ook het risico van afhakende donateurs wordt overschat. Dat ondervond onze stichting nadat we in forse problemen waren geraakt in Vietnam, waar we een project steunden voor blinde leerlingen. Tijdens een werkbezoek ontdekten we dat er van alles mis was. Een andere stichting financierde ‘ons’ project, terwijl ‘ons’ geld werd gebruikt om gaten in de schoolbegroting te vullen. Het was een regelrechte nachtmerrie. Hoe moesten we dit uitleggen aan de donateurs? Uiteindelijk kwam het hele verhaal in een uitgebreide nieuwsbrief. Niemand haakte af. Ook donateurs zijn bereid om miskleunen te vergeven – mits je uitlegt waarom het misliep, en wat je gaat doen om herhaling te voorkomen.

Alles gaat goed-boodschap
Het grootste obstakel zijn niet de subsidiegevers of donateurs. Het grootste obstakel zijn kleinschalige ontwikkelingswerkers zelf. In hun passie om ‘goed’ te doen zijn de verwachtingen vaak hooggespannen. Wanneer de resultaten tegenvallen, dan kan dat leiden tot een gevoel van schaamte en ontkenning. En dat verdraagt zich niet goed met een open blik naar het eigen werk. Te vaak schieten bevlogen vrijwilligers in de verdediging, wanneer ze geconfronteerd worden met kritiek.

Zo’n houding is jammer. Initiatiefnemers ontnemen zichzelf de kans om van hun ervaringen te leren. En dat niet alleen. Wie doorlopend een ‘alles gaat goed’-boodschap uitzendt, houdt bij zijn achterban het beeld in stand dat ontwikkelingswerk eenvoudig is. Het tegendeel is waar. Ontwikkelingswerk is complex. Niet alles lukt, en plannen lopen vaak anders dan verwacht. Het is belangrijk dat donateurs dat weten. Want bij ontwikkelingswerk draait het niet alleen om het boeken van resultaten, maar ook om het scheppen van realistische verwachtingen.

Slapeloze nachten
Gemakkelijk is dat niet. In mijn eigen stichting zetten we langzaam maar zeker stapjes vooruit. In de komende nieuwsbrief schrijven we niet alleen over de geslaagde uitbreiding van een kleuterschool, maar ook over het bouwproject dat al een jaar stilligt vanwege problemen over landrechten. Een andere stap is de aansluiting bij een ‘klankbordgroep’ van gelijkgestemde particuliere initiatieven. Een paar keer per jaar komen we samen om feedback te geven op elkaars dilemma’s, gestrande ambities en moeilijkheden. Het zijn buitengewoon verfrissende avonden.

Een inspirerend voorbeeld van open communicatie zag ik afgelopen najaar bij Vrouwen voor Vrouwen in Woerden. Deze stichting uit Tricht geeft medische hulp aan Nepalese vrouwen met een baarmoederverzakking. Tijdens een drukbezochte informatiebijeenkomst vertelden vrijwilligers voor een volle zaal openhartig over hun werk. Het bleef niet bij het presenteren van aangrijpende verhalen van dankbare vrouwen. Ze durfden zichzelf ook de vraag te stellen hoeveel vrouwen géén baat hadden bij de behandeling. En ze dachten na over de impact van de adviezen die ze hun patiënten geven. ‘Wanneer deze vrouwen minder gaan tillen, wie neemt het zware tilwerk dan van hen over?’, vraagt vrijwilligerster en gyneacoloog Loes Harmsen zich af. ‘Zijn dat hun jongere schoondochters, die daardoor op hun beurt weer risico lopen op een baarmoederverzakking? Van die gedachte heb ik slapeloze nachten.’ 

De openheid waarmee de stichting dit dilemma besprak, getuigt van moed. Al vinden de vrijwilligers het zelf ‘volstrekt vanzelfsprekend’ dat ze hun achterban in discussies betrekken. Ik vermoed dat veel donateurs hen lang trouw zullen blijven.

Nu delen: