Trouw opinie, 9 januari 2018
Volgens mediawetenschapper Mirjam Vossen blijft ten onrechte het beeld bestaan dat hulp aan ontwikkelingslanden niets oplevert. Toch gaat het intussen stukken beter.
Welk land heeft een lager geboortecijfer: Thailand of Zweden? En in welk land worden meer kinderen ingeënt tegen mazelen: in de VS of in Rwanda? De kans is groot dat u, puur op gevoel, de antwoorden verkeerd heeft gegokt.
In Rwanda worden volgens de Wereldbank meer kinderen ingeënt tegen mazelen dan in de VS, en het geboortecijfer per vrouw is in Thailand iets lager dan in Zweden.
Thailand en Rwanda voeren op deze onderwerpen de lijst aan, maar het zijn geen toevallige uitschieters. Over de hele linie gaat het beter met ontwikkelingslanden. De afgelopen decennia is het aantal mensen dat in grote armoede leeft meer dan gehalveerd. In 1990 had nog een op de vier mensen in de wereld honger. Nu is dat gedaald tot een op de tien. Meer dan 9 van de 10 kinderen in de wereld gaan inmiddels naar de basisschool, in Afrika is dat al 8 op de 10.
Campagnemateriaal
Toch komen bij ‘Afrika’ of ‘ontwikkelingslanden’ nog steeds die hongerbuikjes in onze gedachten. De media spelen daarin een belangrijke rol. Een belangrijk deel van onze kennis en ideeën over deze landen en hun bewoners pikken we min of meer toevallig op van televisie, de krant of internet.
Daar treffen we, om te beginnen, campagnes van ontwikkelingsorganisaties, variërend van de actie van Serious Request voor ontheemde kinderen of spotjes van Giro555 tijdens een hongersnood. Deze campagnes, hoe verschillend ook, hebben één ding gemeen: ze belichten vrijwel uitsluitend de nood die er nog is – en laten bijna nooit zien wat er al is bereikt. De boodschap dat het aantal conflicten en hongersnoden de afgelopen decennia is gedaald, verdraagt zich immers slecht met de wens om geld op te halen voor de tragedies die er ook nog altijd zijn.
Ook in het nieuws zien we ontwikkelingslanden vooral door de lens van achterblijvende ontwikkeling, ellende en wanbestuur. Natuurlijk berichten kranten ook weleens over positieve trends, zoals dalende kindersterfte of afnemende armoede. Maar deze bemoedigende geluiden worden overvleugeld door een veel groter aantal berichten dat de misère belicht.
Dat is begrijpelijk: journalisten willen ‘nieuws’ brengen en misstanden aan de kaak stellen. Maar daarmee voeden ze, net als ontwikkelingsorganisaties, ook een achterhaald beeld van eindeloos voortdurende ellende. En dat is terug te zien in de percepties van het publiek: een recent onderzoek van Motivaction en World’s Best News liet zien dat slechts 14 procent van de Nederlanders weet dat extreme armoede de afgelopen jaren is gedaald. Een derde denkt zelfs dat het erger is geworden.
De werkelijkheid, opnieuw volgens de Wereldbank, is dat er sinds 1990 ongeveer 1,1 miljard mensen uit extreme armoede ontsnapte.
Verantwoordelijkheid
De percepties van het publiek doen geen recht aan de snel veranderende werkelijkheid. En dat is zorgelijk. Want wie denkt dat de armoede in ontwikkelingslanden nog even erg is als tien of dertig jaar geleden, moet haast wel denken dat onze inzet niets heeft uitgehaald.
Journalisten en ontwikkelingsorganisaties zouden dan ook meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor het beeld van de wereld dat zij hun publiek voorhouden. Journalisten zouden manieren moeten vinden om aandacht te schenken aan langzame – en soms snelle – vooruitgang in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingsorganisaties zouden meer moeten communiceren over de resultaten die zijn bereikt. Niet alleen op hun websites, maar ook in campagnes voor het grote publiek. En het publiek zelf, ten slotte, moet voor ogen houden dat de media geen betrouwbare spiegel van de werkelijkheid voorhouden.