Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

‘Regel niet alles voor de ander’

MyWorld magazine, december 2012

Veel vrijwilligers zetten projecten op met dorpscomités, schoolbesturen of vrouwengroepen in ontwikkelingslanden. De kwaliteit van de projecten hangt af van hún deskundigheid. Maar wat te doen als die er niet is?

Jacques van Paassen van Stichting Water is Our World wist dat het een hele opgave zou worden. De afgelopen jaren reisde hij talloze keren naar Zuid-Senegal, waar hij met een dorpscomité in Abéné werkte aan de verbetering van de drinkwatervoorziening. Maar niemand in het comité had verstand van water. Evenmin was er iemand die kon boekhouden of een begroting kon opstellen. “Ze waren absoluut van goede wil”, zegt Van Paassen. “Maar de activiteiten vielen steeds stil. Er kwam geen systeem van geld innen. Ze wisten niet wat ze moesten doen.”

In het Indiase Jabalpur heeft Stichting Namasté India een vergelijkbaar probleem.  Namasté India werkt daar aan het opleiden van analfabete meisjes en metselaars samen met JDSSS, de maatschappelijke organisatie van het lokale bisdom. De afspraak is dat JDSSS een deel van haar inkomsten zelf binnenhaalt. “Maar niemand heeft daar ervaring mee”, zegt bestuurslid Ton van den Bersselaar van stichting Namasté India. “Het gebied is bovendien straatarm. Ondanks de afspraken komt het er nauwelijks van. Intussen stijgen de uitvoeringskosten. We maken ons daar steeds meer zorgen over.”

En dat is een probleem. Want als ze in Abéné de watervoorziening niet goed beheren, dan komt er straks geen druppel meer uit de kraan. En als ze in Jabalpur geen lokale fondsen werven, dan is er straks geen project meer voor metselaars. Deze zorgen worden gedeeld  door organisaties die kleinschalige ontwikkelingsprojecten financieren, zoals Cordaid, Impulsis en Wilde Ganzen. De afgelopen jaren investeerden zij veel in  training en begeleiding van stichtingen en vrijwilligers in Nederland. Maar inmiddels verleggen zij hun aandacht naar het Zuiden. “Vrijwilligers hier hebben door al die trainingen wel een slag gemaakt”, zegt Heleen Reedijk van Wilde Ganzen. “Nu is de beurt aan de partners in ontwikkelingslanden. Uiteindelijk moet het dáár gebeuren.”  Voor honderden particuliere initiatieven zijn dit herkenbare situaties. Ze werken samen met scholen, bisdommen, dorpscomités of vrouwengroepen in ontwikkelingslanden. Kleine grassroots-organisaties, bevolkt door gedreven mensen die vooruit willen. De kwaliteit van de projecten hangt in de eerste plaats af van hún inzet en deskundigheid.  Maar in praktijk hebben zij vaak nauwelijks ervaring.

Verleiding

Wilde Ganzen wil dan ook dat projectplannen en budgetten rechtstreeks uit Afrika of Azië komen, en Cordaid en Impulsis zien graag dat er een projectplan uit het Zuiden wordt meegestuurd. Dat klinkt logisch. Maar wat als je samenwerkt met een schooldirecteur die vol passie een plan voor nieuwe lokalen op tafel legt, maar nog nooit een begroting heeft gemaakt? Of een dorpscomité dat een drinkwatervoorziening wil, maar dat nog nimmer een waterproject heeft beheerd?  Voor veel vrijwilligers is de verleiding groot om dan zelf een handje te helpen. Ze bewerken de begroting, formuleren ‘SMART’ doelstellingen en leggen geld bij wanneer de inkomsten uit de waterbron toch tegenvallen.

Hoe aanlokkelijk dat ook is, doe het niet, waarschuwt Heleen Reedijk:  “Uiteindelijk draagt de lokale partner de verantwoordelijkheid. Dat ondermijn je door het uit handen te nemen.” Zorg daarom dat die partner zélf de nodige kennis en vaardigheid kan opdoen. Het liefst ter plekke. En daarbij komt steeds meer hulp uit Nederland. Zo werkt Heleen Reedijk voor Wilde Ganzen aan het opzetten van een netwerk van lokale coaches in Brazilië, Kenia en India, die ter plekke organisaties kunnen begeleiden. Impulsis probeert kleinschalige organisaties te verbinden met andere partners van ICCO, Kerk in Actie en Edukans. En Cordaid werkt sinds zes jaar met een netwerk van lokale consultants, inmiddels in acht landen, waaronder India, Zimbabwe en Tanzania. Zij trainen en adviseren kleine organisaties in projectmanagement, communicatie, financieel beheer en fondsenwerving.

De Indiër Solomon Chelladurai is Zo’n consultant: “Voor een lokale organisatie is het vaak een hele omschakeling om met een adviseur in zee te gaan. Ze zijn gewend aan contact op afstand met de vrijwilligers in Nederland.” Volgens Chelladurai is er soms sprake van angst voor een negatieve beoordeling. “We proberen organisaties altijd te overtuigen dat we er zijn om hen vooruit te helpen. De onrust is neemt vaak af nadat we persoonlijk contact hebben, en we laten zien dat we voor langere tijd bij hen betrokken blijven.”

Lobbyen

Voor stichting Namasté India lijkt de mogelijkheid tot ‘training on the spot’ een uitkomst. Hun partner JDSSS volgde onlangs, met steun van Cordaid, een training lokale fondswerving bij Chelladurai. Samen bespraken ze hoe JDSSS bij de lokale overheid geld zou kunnen claimen voor haar projecten. Het zette Ton van den Bersselaar van Namasté India aan het denken: “We accepteren misschien te snel wanneer onze partner zegt: ‘het kan niet’. Het is immers zo’n arm gebied. Maar ik denk dat wij best wat scherper mogen zijn.”

Ook in Abéné wordt nu gewerkt aan capaciteitsopbouw rond het waterproject, waarvoor het dorp inmiddels een eigen drinkwaterbedrijf oprichtte. De training wordt niet gegeven door lokale coaches, maar door vrijwilligers uit Nederland die werkzaam zijn in de watersector. Op dit moment verblijft een collega-vrijwilliger van Van Paassen, een gepensioneerde watermanager met ervaring in Mozambique, een aantal weken in het dorp.  “Technische zaken, zoals het onderhoud van het watersysteem, dat heeft het waterbedrijf zó voor elkaar”, zegt Jacques van Paassen. “Moeilijker is het organiseren van zaken die in de toekomst liggen, zoals preventief onderhoud plegen. Mensen zijn dat niet gewend, ze wachten tot dingen stuk gaan.” Ook inzicht krijgen in de financiële toekomst blijkt moeilijk: “De inkomsten staan onder druk doordat de energiemaatschappij de prijs voor elektra heeft verhoogd. Mensen zien de gevolgen daarvan pas wanneer het bijna te laat is.” De gepensioneerde vrijwilliger helpt het waterbedrijf door mee te denken en oplossingen te organiseren. Van Paassen: “We gaan echter niet financieel bijspringen.  Het dorp moet het doen.”

Te mooi om waar te zijn

Van dorpscomité naar drinkwaterbedrijf, van hulporganisatie naar lobby-orgaan. De voorbeelden uit Senegal en India klinken veelbelovend, maar hoe haalbaar zijn ze werkelijk? Kan een willekeurige schooldirecteur wel een deugdelijke begroting maken? En kan een groep ongeletterde vrouwen een spaarplan beheren? Verwachten we niet te veel wanneer we willen dat lokale organisaties ‘professioneel’ te werk gaan?

Heleen Reedijk van Wilde Ganzen is stellig: “Wanneer je een school kunt besturen, dan ben je ook in staat om een financieel plan te maken. En veel vrouwen uit ontwikkelingslanden vormen spaargroepen die geld inleggen en aan elkaar uitlenen. Ze zijn misschien ongeletterd, maar ze kunnen heel goed rekenen.” Ook Solomon Chelladurai denkt dat we mensen niet moeten onderschatten, al hebben ze weinig scholing of ervaring: “Zij begrijpen heel goed wat professionaliteit is. Professionaliteit betekent niet dat je per se aan allerlei hoge maatstaven moet voldoen. Eenvoudige lokale systemen zijn vaak goed. Het gaat om de vraag hoe organisaties met beperkte middelen betere diensten kunnen verlenen. Daarin kun je ze begeleiden en trainen.”

De sleutel tot verandering, zo stellen Reedijk en Chelladurai, zit niet alleen in de groeiende deskundigheid van mensen in ontwikkelingslanden. Zij zit evenzeer in de stichtingen en vrijwilligers in Nederland. Die moeten hun partner de kans geven om op eigen benen te staan, daar geld voor vrij maken en accepteren dat het soms misgaat. “Dat vinden velen moeilijk”, zegt Heleen Reedijk. “Mensen willen het zó graag goed doen, dat ze het allemaal voor hun partner gaan regelen. Maar wie zijn partner écht vooruit wil helpen, durft dat los te laten.”

Nu delen: