Het nieuwe kabinet bezuinigt fors op ontwikkelingssamenwerking. Erg jammer, zegt Mirjam Vossen, er werden geweldige resultaten mee geboekt. Meer dan ooit zijn wij nu zelf aan zet.
Tussen 11 en 18 juni 2024: Eindhovens Dagblad, Brabants Dagblad, De Limburger, Dagblad van het Noorden
Van elke euro die in Nederland wordt verdiend, gaat 0,6 cent naar ontwikkelingssamenwerking. Daar gaat binnenkort een flink stuk vanaf, want het kabinet wil fors op deze post bezuinigen. Voor de allerarmsten in Azië en Afrika is dat erg jammer. Want met de 0,6 cent levert Nederland een mooie bijdrage aan het terugdringen van de wereldwijde armoede. Dankzij Nederlandse hulp zijn miljoenen kinderen ingeënt tegen dodelijke ziektes, produceren miljoenen boeren meer voedsel, sterven steeds minder vrouwen in het kraambed en kunnen zij steeds vaker zelf bepalen hoeveel baby’s ze krijgen.
Er zijn meer goede redenen voor ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse bedrijven kunnen hun kennis over waterbeheer en landbouw inzetten in ontwikkelingsprogramma’s. Het helpt ons om zeker te zijn van de levering van grondstoffen, nodig voor bijvoorbeeld de energietransitie. En ons eigen ministerie voor Buitenlandse Zaken stelt dat we met ontwikkelingshulp werken aan onze eigen ‘veiligheid en stabiliteit.’ Want hoe welvarender landen worden, hoe veiliger ze doorgaans zijn. En wanneer zíj veiliger worden, dan worden wíj het ook.
Het eigenbelang voor Nederland mag voor politici belangrijker zijn, voor de gewone Nederlander speelt het nauwelijks grote rol. Het gaat ons boven alles om medemenselijkheid. De meeste Nederlanders willen mensen in ellende, waar ook ter wereld, graag helpen. Ze willen dat ook moeders in Congo niet op hun kraambed hoeven te sterven, dat ook meisjes in Mali niet worden besneden, dat ook kinderen in Niger naar school kunnen. Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau vindt maar liefst 92 procent van alle Nederlanders het belangrijk om mensen in ontwikkelingslanden te helpen.
En dat zien we terug in alle haarvaten van onze samenleving. Bijna 3 miljoen Nederlanders zijn vaste donateur van een ontwikkelingsorganisaties en nog eens duizenden zijn er vrijwilliger of collectant. Maar liefst 114.000 Nederlandse bedrijven doneerden vorig jaar aan goede doelen. Artsen, landbouwdeskundigen en managers leveren vakanties in om hun kennis over te dragen aan ‘collega’s’ in Afrika. En dan zijn er nog de Nederlanders die zelf als vrijwilliger kleinschalige projecten opzetten, vaak na een rondreis of stage, vanuit spontane contacten met mensen, scholen en kerken daar. Ons land telt naar schatting 1500 van deze burgerinitiatieven.
Van de bakker om de hoek, tot Unilever en de Agriterra, opgericht door de Nederlandse agrarische sector, leveren mensen prachtig werk in het terugdringen van honger, kindersterfte en vermijdbare ziektes, voor mensen ver weg, die ze niet persoonlijk kennen en ook nooit zullen ontmoeten. Mensen helpen, hier of aan de andere kant van de wereld, zit diep in het DNA van Nederlanders.
In de plannen van de huidige coalitie is dat niet terug te zien. De nieuwe coalitie zal zwaar op ontwikkelingssamenwerking gaan bezuinigen. Vanaf 2027 gaat het om 2,4 miljard euro per jaar, waarmee het ontwikkelingsbudget daalt naar ongeveer 0,45 procent van ons nationale inkomen. Op politiek niveau valt daar weinig meer aan te doen. En dat betekent dat het meer dan ooit aankomt op ons, gewone Nederlanders, om onze betrokkenheid te laten zien. Wij, u en ik, kunnen iets doen. We kunnen onze kennis over armoede vergroten. We kunnen politieke partijen steunen die wél om ontwikkelingssamenwerking geven – en dat zijn er 15 van de 18. En uiteraard kunnen we geld en tijd schenken aan organisaties die zich inzetten voor mensen die het slechter hebben getroffen dan wijzelf. Laten we die taak met twee handen pakken.