LinkedIn, 10 mei 2017
Fans van GeenStijl hangen in de gordijnen nu ruim honderd vrouwen uit de media vandaag een oproep hebben gedaan in De Volkskrant en NRC. Zij hekelen de seksistische, racistische en vrouwonvriendelijke uitlatingen op de site en roepen bedrijven op om er niet meer te adverteren.
Voor GeenStijl-fans is het huis te klein. ‘Pure censuur’, zegt columniste Annabel Nanninga tegen Pow. Met AD-journalist Wierd Duk spreekt ze over ‘ratachtige NSB-methoden’ om ‘GeenStijl kapot te maken’. Ook Pow meent dat de vrouwen bezig zijn om GeenStijl ‘voor eens en voor altijd de mond te snoeren’ en Roderick Veelo van RTLZ verbaast zich dat journalisten ‘oprecht vinden dat de samenleving beter af is zonder GeenStijl’.
Gevoelig argument
Heeft de GeenStijl-aanhang een punt? Vrijheid van meningsuiting is immers een groot goed. Wanneer je dat koestert – en wie doet dat niet? – dan is de deal dat je iedereen de ruimte gunt om zijn mening te uiten – ook wanneer deze jou niet aanstaat. Voor dit argument zijn veel mensen gevoelig: je hoeft geen fan te zijn van GeenStijl om te vinden dat ze het recht hebben om hun bagger uit te braken.
Maar pas op: de persvrijheid-retoriek van de GeenStijl-fans is niet meer of minder dan een slimme framing om de discussie op een dwaalspoor te zetten. Het is een woordenspel waarmee GeenStijl een drama optuigt met een zelfgekozen hoofdthema (de meningsvrijheid is in gevaar!), met daders (die valse loeders van briefschrijfsters!) en slachtoffer (zijzelf, de jammerlijk belaagde hoeders van het vrije woord). Twee redenen waarom we niet in die valkuil moeten trappen:
1. Recht op meningsvrijheid is niet hetzelfde als recht op geld
GeenStijl doet alsof hun persvrijheid in het geding is. Dat is onzin. Niemand ontneemt ze het recht om te schrijven wat ze willen. Maar het genieten van dit recht betekent nog niet dat je ook recht hebt op geld om je site in de lucht te houden. Net zomin als het recht op vakantiedagen garandeert dat iemand jouw hotel op Ibiza betaalt. Voor dat geld zal je zelf moeten knokken. En de advertentiemarkt is een concurrentiemarkt waar elke aanbieder volstrekt vrij is om te kiezen waar hij zijn boodschappen en banners wegzet. Weglopende adverteerders treffen vandaag GeenStijl, morgen weer een ander medium. Daar kan GeenStijl krokodillentranen om huilen, maar met beknotting van de meningsvrijheid heeft het niets te maken.
2. De echte discussie gaat over online vrouwenhaat
Belangrijker is dat GeenStijl met het ‘persvrijheidframe’ de aandacht afleidt van het thema waar het echt om gaat. En dat is niet de vrije meningsuiting, dat is het recht van vrouwen om vrij te zijn van grove seksuele intimidatie. De briefschrijfsters voeren een politieke strijd tegen online seksisme, vernedering en intimidatie. Ze komen op voor een samenleving waarin het niet normaal is dat je als man op internet je seksuele fantasieën loslaat op een foto van een vrouwelijke journalist – ook niet wanneer je ‘alleen maar’ een eenzame en gefrustreerde zielepiet bent die zijn onderbuik even laat pruttelen. Van de briefschrijfsters hoeft GeenStijl helemaal niet kapot – ze prijzen de site zelfs als luis in de pels. Ze willen dat er een eind komt aan ongebreideld online seksisme.
Laten we de discussie weer framen zoals ze is bedoeld: als een drama over online vrouwenhaat, met GeenStijl en zijn reaguurders als daders, willekeurige vrouwen als slachtoffer en ruim honderd vrouwelijke opiniemakers die de vrijheid nemen om hun belagers het leven zuur te maken.