Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

“Ik voel wat die kinderen voelen”

MyWorld.nl, mei 2014

Cordaid bestaat 100 jaar en dat viert de organisatie met een eerbetoon aan Stille Helpers. Vandaag in MyWorld: het verhaal van Nelly van de Ven (72), vrijwilliger bij het pastoraat voor woonwagenbewoners, Sinti en Roma in Nederland. Wekelijks bezoekt ze Sinti-gezinnen in Gemert en helpt hen met financiële en praktische zaken.

“Ze stelen je kippen, ze stelen je eieren en ze nemen je kinderen mee. Dat was wat je als kind vroeger leerde over zigeuners. Maar niet bij ons thuis. We hadden een boerderij, en van mijn vader mochten ze altijd in de wei staan. Zigeuners, die hadden in de oorlog in het kamp gezeten, net als hijzelf. Hij was solidair met ze.

Ik ben opbouwwerker geweest in Den Bosch en heb 25 jaar met woonwagenbewoners gewerkt. Na mijn pensionering kreeg ik een vraag van het pastoraat in Gemert: kun je hier eens een onderzoekje doen naar de leefbaarheid van de Sinti? Er wonen er driehonderd in Gemert en de dorpen eromheen. Ze klopten vaak bij het pastoraat aan om hulp, met tassen vol administratie. Weekenden lang heb ik die plastic tassen uitgezocht. Ik ben me rot geschrokken. Families zaten zwaar in de schulden. Geen van de kinderen ging naar school. Niemand zat er achteraan. De gemeente niet, de scholen niet. Ze dachten: als we er niet van weten, dan bestaat het probleem niet.

Verslapen
Ik ben naar de wethouder in Gemert gestapt en zei: ‘Dit kan zo niet langer.’ Uiteindelijk kreeg ik hem zover om een Sinti-vrouw een baan te geven op een lagere school. Die vrouw nam haar eigen kinderen mee, en vervolgens kwamen ook de andere kinderen uit de gemeenschap. Elke ochtend kijkt die vrouw of iedereen er is. Mist er een kind, dan belt ze. Hebben ze zich verslapen? Niets mee te maken, ze moeten alsnog komen.
Gemakkelijk is dat niet voor haar. Ze wordt soms gemangeld tussen de school en haar gemeenschap. Steun van haar ouders krijgt ze niet: die vinden school maar speeltijd. Maar ze doet het toch. We zijn nu tien jaar verder, en inmiddels gaan alle Sinti-kinderen in Gemert naar school.

Klompen
Mijn drijfveer om dit werk te doen ligt in mijn jeugd. We waren met twaalf kinderen en zo arm als een luis. Ik was de enige in de klas met klompen, de rest had schoenen. Als oudste meisje liep ik in versleten kleren, want ik had geen oudere zus van wie ik het kon afdragen. Soms kreeg ik iets van de rijke mensen in het dorp. Dan riepen de meisjes me na: ‘Hé, jij loopt in mijn jurk!’

De armoede die ik zie bij de Sinti-families is van een andere orde: er is nu genoeg te eten. Maar ik voel wat die kinderen voelen. Dat onrecht: iedereen heeft een laptop, behalve jij. Iedereen heeft een fiets, behalve jij. Vaak loop ik te sjouwen met drinken, koekjes of spullen die ze mee naar school kunnen nemen. Want als de kinderen geen drinken of sportschoenen hebben, dan houden de moeders ze thuis. Anders worden ze weggepest.
Als je zelf arm bent geweest, dan weet je wat dat is. Veel mensen weten het niet. Ze geven hulp om hun geweten te sussen. Het is een aflaat. Zoals de rijke mevrouwen uit ons dorp, die in de kerk op de voorste bank zaten omdat ze ‘goed’ deden. Die bij ons thuis met veel bravoure kleren en huisraad kwamen brengen, waar mijn moeder tien keer dankjewel voor moest zeggen. Ze deden dat niet uit medemenselijkheid, maar vooral om met een goed geweten weer naar huis te gaan.

Verguisd
De discriminatie van Sinti en Roma in Nederland is nog altijd enorm. De Sinti wonen al vijfhonderd jaar in ons land, maar ze worden nog altijd verguisd. Dat beeld van kippenstelende zigeuners, daar hebben ze nog steeds last van, al klopt het allang niet meer. We weten niet eens meer waarom we dat denken. Maar ook onze jeugd krijgt het weer mee: ‘er is iets niet goed met hen’.

Natuurlijk zitten er rotte appels tussen – waar is dat niet? Natuurlijk is hun cultuur anders dan de onze. Ze zijn bijvoorbeeld gewend om op de grond te slapen. Ik moet in een woonkamer wel eens over een paar slapende mensen heenstappen. Instanties zitten daar dan bovenop: de Sinti zouden hun kinderen niet goed opvoeden. Maar wie zijn wij om daarover te oordelen? Het is anders, maar is het daarom niet goed?

25.000 euro
Met mijn werk hoop ik bij te dragen aan een betere positie van Sinti in onze samenleving. Een paar keer per week ga ik in Gemert bij een aantal families op bezoek. Vaak gaat het om hulp met financiële zaken. Een vrouw heeft haar zwaar zieke, dementerende moeder in huis genomen. Dat kostte haar meteen een deel van haar uitkering. Ik heb de dochter geholpen met het aanvragen van een persoonsgebonden budget. Dat is gelukt, maar vervolgens kreeg ze 25.000 euro op haar rekening gestort. De dochter kan niet lezen en schrijven en kan zo’n groot bedrag helemaal niet beheren. Ze zat met de handen in het haar. Samen zijn we nu een begroting aan het opstellen.

Bij veel gezinnen gaat het ook om praktische hulp. Aan tienermoeders bijvoorbeeld. Meisjes van 18, of zelfs 16, die zwanger worden. Ze hebben niets, echt helemaal niets. Vroeger waren daar nog noodpotjes voor, maar die zijn verdwenen. Ik sjouw soms van hot naar her en schraap alles bij elkaar om aan kleertjes en een wiegje te komen.

Wij-cultuur
Ik krijg ontzettend veel terug van dit werk. De Sinti leven in een wij-cultuur. Ik ken dat nog van vroeger uit, maar wij zijn het kwijtgeraakt. Toen mijn man ziek werd, stuurden ze me naar huis: ‘Nelly, jij moet nu niet bij ons zijn, maar bij hem. Dat is belangrijker.’ Ze boden aan om mijn gras te komen maaien, en als ik had gewild dan waren ze mijn ramen nog komen lappen. Dat had ik nog nooit meegemaakt, dat een cliënt dat tegen me zei. Dat aanvoelen wat echt belangrijk in je leven, er altijd zijn voor elkaar. Daar geniet ik zo van, iedere dag weer. “

Nu delen: