Financieele Dagblad 14 augustus 2020
Terwijl de aarde opwarmt, daalt het aantal slachtoffers van extreem weer. De mens past zich aan, schrijft Mirjam Vossen.
De wereld hield zijn adem in toen cycloon Amphan in mei dit jaar afstevende op de kust van India en Bangladesh. Het was een superstorm van categorie 5, met windstoten tot 260 kilometer per uur. De media waarschuwden voor een ophanden zijnde catastrofe. De cycloon zou niet alleen krachtiger zijn dan Sidr, die in 2007 nog 3500 slachtoffers maakte, maar ook gevaarlijker dan de dodelijkste cycloon in Bangladesh ooit, Bhola, die in 1970 zeker 500.000 levens eiste.
Het liep anders. In een recordtempo kwamen de Indiase en Bengaalse autoriteiten in actie. De kustwachten stuurden vissersboten naar de wal en legden veerdiensten stil. Treindiensten richting de kust werden opgeschort. Duizenden vrijwilligers werden gemobiliseerd en het leger stond paraat om reddingsoperaties uit te voeren.
Op 17 mei begonnen de evacuaties. Gehuld in oranje hesjes riepen vrijwilligers met megafoons mensen op hun huizen te verlaten. Als eerste waren ouderen aan de beurt en zwangere vrouwen in laaggelegen rieten huizen. Boten haalden bewoners weg van eilanden voor de kust. Beide landen openden betonnen stormshelters — in Bangladesh maar liefst 12.000 — en bevoorraadden deze met voedsel en noodgeld. In amper twee dagen werden 4,2 miljoen mensen in veiligheid gebracht.
De storm kwam op 20 mei aan land en de materiële schade was enorm. 128 mensen verloren het leven. Dat mag je met recht een ramp noemen. Maar het waren er heel wat minder dan de 3500 uit 2007 of de 500.000 uit 1970. Verwoestende cyclonen plagen sinds mensenheugenis de Golf van Bengalen en tot voor kort konden de bewoners daar nauwelijks iets tegen beginnen. Toen Bhola in 1970 over de kust raasde, werd een groot deel van de bevolking compleet verrast door de storm. Maatregelen om stormschade te beperken bestonden alleen nog maar op papier. Pas in 1991, nadat cycloon BOB 01 tegen de 140.000 mensenlevens had geëist, maakte Bangladesh serieus werk van de rampenplannen.
Minder fataal
Dat gebeurde niet alleen in Bangladesh; wereldwijd wapenen landen zich tegen de gevaren van extreem weer. Extreem weer, dat zijn stormen en cyclonen, hittegolven en droogtes, natuurbranden en overstromingen. Door klimaatverandering kunnen ze vaker voorkomen of worden ze intenser van aard. Desondanks lopen ze minder vaak fataal af. Een eeuw geleden eiste extreem weer gemiddeld een half miljoen mensenlevens per jaar, zo blijkt uit gegevens van de International Disaster Database EM-DAT. Het afgelopen decennium waren het er minder dan 20.000 per jaar. Dat is een daling van 96%, terwijl de wereldbevolking drie keer zo groot werd.
96% minder slachtoffers van extreem weer in honderd jaar tijd. Het is een verbazingwekkend cijfer. Het lijkt haaks te staan op de boodschap die we meekrijgen van instituten als de Wereldgezondheidsorganisatie WHO of het klimaatpanel van de Verenigde Naties, IPCC.
Klimaatverandering, zo stelt het IPCC in zijn laatste evaluatierapport, vormt een steeds grotere bedreiging. Klimaatverandering kan niet alleen leiden tot directe slachtoffers van droogte of overstromingen. De opwarming van de aarde heeft ook indirecte gevolgen: groeiseizoenen van belangrijke gewassen als mais en rijst worden korter en dat bedreigt de oogst. Het leefgebied van malariamuggen wordt groter. Zogenaamde vibriobacteriën, veroorzakers van maagdarminfecties en diarree, krijgen meer ruimte. Dat alles gaat mensenlevens kosten, voorspelt ook de WHO. In een factsheet over klimaatverandering en gezondheid maakt de organisatie de voorspellingen concreet: klimaatverandering kost vanaf 2030 wellicht een kwart miljoen extra doden per jaar: 38.000 aan hittegolven, 48.000 aan diarree, 60.000 aan malaria en 95.000 aan ondervoeding.
Het zijn voorspellingen die de oproep om de CO2-uitstoot te verminderen stevig kracht bijzetten. En ze zijn niet nieuw: waarschuwingen over gezondheidsschade door klimaatverandering staan al sinds de jaren 90 in de rapporten van het IPCC. Alleen: het is niet aan het gebeuren. Niet alleen het aantal slachtoffers van extreem weer is fors gedaald, datzelfde gold voor de sterfte aan malaria, diarree en vrijwel alle andere infectieziekten die gevoelig zijn voor weersveranderingen. Het aantal malaria- doden daalde van 934.000 in 2003 tot rond de 400.000 in 2017. Sterfte door diarree, de grote killer van jonge kinderen in ontwikkelingslanden, liep terug van 1.660.000 kleine kinderen in 1990 naar 534.000 in 2017. Dat is een daling van bijna 70%. Terwijl het klimaat verandert, vallen er minder klimaatgerelateerde slachtoffers.
Meer context
Je zou het misleiding kunnen noemen. De website van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO over klimaat en gezondheid meldt dat de kans op malaria alsmaar groter zal worden en dat malaria nu meer dan 400.000 slachtoffers per jaar eist. Dat dat er begin deze eeuw meer dan dubbel zoveel waren, meldt de WHO er niet bij. Even misleidend zijn de waarschuwingen over toenemende hitte. Zo meldt de WHO dat tijdens een hittegolf in Frankrijk in 2003 maar liefst 15.000 mensen stierven. Wat er niet staat, is dat een vergelijkbare hittegolf in 2019 1500 mensenlevens eiste — tien keer minder. In hun persberichten, op webpagina’s en in aanbevelingen hameren de WHO en het IPCC doorlopend op risico’s in de toekomst en ze larderen deze met termen als ‘misschien’, ‘mogelijk’ en ‘zou kunnen’. Vrijwel altijd ontbreken data over de feitelijke trends, waardoor de achteloze lezer de voorspellingen al snel als onvermijdelijk ziet.
Een veelgebruikte stijl is het schetsen van ontwikkelingen die eventueel kúnnen leiden tot ellende, zonder deze te corrigeren met feitelijke data over deze ellende. Maar het feit dat het leefgebied van de malariamug toeneemt, betekent niet vanzelfsprekend dat ook meer mensen aan malaria zullen sterven. En het feit dat de groeiseizoenen van rijst en soja korter worden, betekent nog niet dat de oogsten ook zullen teruglopen. Kijk naar de data: vooralsnog daalt de sterfte aan malaria en groeien wereldwijd de opbrengsten per hectare rijst en soja.
We passen ons aan
In de gezaghebbende rapporten zul je het niet lezen, maar we weten ons met steeds meer succes aan te passen aan het veranderende klimaat. Sterker nog, klimaat en weersomstandigheden worden een minder belangrijke doodsoorzaak. In 1990 had nog 9,8% van alle sterfte te maken met klimaat en weer, zo blijkt uit het ‘Global Burden of Disease’-onderzoek. In 2017 was dat gedaald naar 5,1%. Kortom, die sterfte was al bescheiden en de afgelopen decennia is ze alleen nog maar kleiner geworden.
En dat danken we aan talloze initiatieven, groot en klein, om de invloed van klimaat en weer de baas te worden. Zo loopt ten westen van Lissabon de Ribeira das Vinhas. Deze vallei wordt ’s zomers geplaagd door verzengende hittegolven. Maar door de vallei loopt ook een windcorridor, die op een natuurlijke manier de frisse wind uit de bergen kanaliseert. Met steun van de EU renoveerden de lokale autoriteiten het pad door het dal. Ze plantten bomen en verwijderden rotsen, waardoor de koele lucht meer ruimte krijgt. Dat scheelt een paar graden. De 72-jarige Umbelina Martinho, woonachtig in het dal, is er blij mee. Nu loopt ze op hete dagen weer naar de lager gelegen stad om haar kinderen te bezoeken.
In het Malawiaanse dorp Madimbo, aan de andere kant van de wereld, zaait Chimwemwe Elifala proefveldjes in met verschillende soorten mais en bonen. Het zaaigoed is veredeld zodat het beter tegen droogte kan en meer voedingswaarde heeft. Boeren uit de buurt bezoeken zijn proefveldjes en leren over zaden die het meest bij hun grond passen, vertelt Elifala tegen The Nation, een lokale krant. De mais komt van het International Maize and Wheat Improvement Centre, een non-profit die zich toelegt op de ontwikkeling van klimaatbestendige mais en granen. Volgens de organisatie profiteren inmiddels 40 miljoen boeren in Afrika van droogtebestendige mais.
En dan is er Nederland, dat nog moet wennen aan de droge lentes en zomers. We waren geneigd om overtollig regenwater zo snel mogelijk af te voeren. Nu zoeken we naar manieren om het water langer vast te houden. Rijkswaterstaat laat inmiddels meer water in het IJsselmeer lopen, bedoeld voor het beregenen van akkers in Noord-Holland en Friesland. Er zijn plannen om extra water op te slaan in tuinbouwgebieden en om beken te laten meanderen, waardoor het water minder snel wegstroomt. Ook wordt nagedacht over alternatieven voor de water verkwistende sproeiers in het open veld. Daarin kan Nederland een voorbeeld nemen aan het gortdroge Israël, dat eind vorige eeuw grote delen woestijn omtoverde in vruchtbaar land. Dat deed Israël met onder meer druppel- irrigatie, een technologie om plantenwortels rechtstreeks kleine hoeveelheden water en mest toe te dienen.
Ontwikkelingslanden
Instituten als de WHO en het IPCC maken zich de grootste zorgen over ontwikkelingslanden. En dat is terecht. Wanneer klimaatklappen ergens gaan vallen, dan is het daar. Maar ook ontwikkelingslanden weten de impact van klimaatverandering op veel fronten voor te blijven. Zo kregen maar liefst 2,4 miljard mensen de afgelopen dertig jaar toegang tot schoon water. Dat zorgde, samen met betere hygiëne en gezondheidszorg, niet alleen voor een spectaculaire daling van het aantal kinderen met diarree. Ook cholera, knokkelkoorts en rivierblindheid eisen minder slachtoffers. En dat is nergens beter te merken dan aan de oplopende levensverwachting. Mocht in Chimwemwe’s Malawi een pasgeboren kind in 1990 nog hopen op 46 jaar, vandaag is dat 64 jaar. Ook de armste Malawiaan kreeg er achttien jaar bij.
Minder goed gaat het met het terugdringen van de ondervoeding: na een jarenlange daling is het aantal mensen met honger de laatste jaren weer licht gestegen, vooral in Afrika. Wederom wordt klimaatverandering aangewezen als een van de hoofdoorzaken. Want een opwarmend klimaat betekent meer droogte en dus minder water voor de boeren. Desondanks is droogte niet hun grootste probleem. Afrikaanse boeren hebben vooral gebrek aan meststoffen. Dat blijkt uit een recente studie van Wageningen University, die de landbouwontwikkelingen in 50 Afrikaanse landen sinds de jaren 60 onder de loep nam. De onderzoekers keken welke factoren het meeste bijdroegen aan het vergroten van de oogst. Hun conclusie was duidelijk: kunstmest was belangrijker dan regen. Zo zagen boeren in West-Kenia die overstapten op kunstmest en betere zaden hun graanopbrengst stijgen van anderhalve ton naar vijf ton per hectare. Anders gezegd: zonder goede bemesting groeit er zelfs onder ideale weersomstandigheden weinig voedsel op de schrale Afrikaanse bodems.
Geen gelopen race
Je kunt het zien als een paardenrace: het voorblijven van de impact van klimaatverandering op onze gezondheid. Tot nog toe slaagt de wereld daar goed in, maar een gelopen race is het nog lang niet. Wellicht zit er een plafond aan ons aanpassingsvermogen. Mogelijkerwijs laat de impact van de weersverandering zich over dertig of vijftig jaar veel sterker gelden dan nu. En misschien zijn de relatief gemakkelijke aanpassingen dan al gedaan. Ook kunnen zich onverwachte gebeurtenissen voordoen waarvan niemand, incluis de WHO en het IPCC, de gevolgen kan voorzien. Daarvoor hoeven we maar te denken aan de huidige Covid-epidemie.
Het kan ook anders uitpakken. Wellicht leven we over dertig of vijftig jaar in een wereld waar Afrikaanse landbouwopbrengsten die van Azië en Europa evenaren. Waar betere gezondheidszorg en hygiëne de sterfte aan diarree en tropische ziektes nog verder hebben teruggedrongen. Waar alle bewoners van kwetsbare gebieden wonen in stevige en stormbestendige huizen. Waarschuwende voorspellingen kunnen de weg wijzen naar wat er nodig is — maar zonder betrouwbare data over wat er daadwerkelijk gebeurt, blijft het verhaal incompleet.