Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

Europese familie

MyWorld Magazine, maart 2014

Mijn vriend Toine is niet de enige met een project in ‘zijn’ dorp in Gambia.  Twee Duitsers zetten zich, net als hij, in voor jongeren die verder willen leren. In het begin was de sfeer wat koeltjes. De Duitsers deden hun ding, Toine deed het zijne. Na een paar ontmoetingen ontdooiden ze. Want waarom twee projecten met hetzelfde doel? Inmiddels werken ze innig samen, Toine en ‘de Duitsers’.

Zouden er veel van dit soort Duitsers zijn, vroeg ik me wel eens af. Want wij uit Nederland zijn vast niet de enigen die projecten opzetten in Afrika. Hoe zit het eigenlijk in andere landen? Weet u het?

Niemand wist het. Daarom zijn onderzoekers uit Nijmegen en Leuven ze onlangs gaan tellen. In heel Europa, zo schatten ze, zijn er tussen de 100.000 tot 200.000 vrijwilligersinitiatieven in ontwikkelingssamenwerking. We zijn lid van een enorme familie.

Eind januari was er voor het eerst een familiebijeenkomst. Daar zaten we, in een strak conferentieoord in Brussel, tussen broers en zussen uit Noorwegen, Spanje en Polen. Eerst vielen vooral de verschillen op. Neem Hongarije. Wil je daar geld ophalen voor een school in India? Forget it. De meeste Hongaren vinden dat ze zelf nog ontwikkelingshulp nodig hebben.

Maar hoe meer we kennismaakten, hoe meer overeenkomsten we zagen. Ook Noorwegen kent een opleving van ‘vrijwilligerstoerisme’. Ook Engeland worstelt met de vraag hoe je vrijwilligers met een project het beste kunt begeleiden.

In Europa beginnen we elkaar te vinden. Maar dat moet ook, juist zelfs, gebeuren in Afrika en Azië. Door vrijwilligers als u en ik, die op hun pad een Brit, Deen of Duitser tegenkomen. Ze zijn meer dan buitenlanders. Ze zijn familie.

Nu delen: