P! Magazine, juni 2009
Drie vrijwilligers en ik weten het zeker: ons wordt een oor van jewelste aangenaaid. Met rode hoofden zitten we in een spoedvergadering bijeen. De koffie vloeit. Aanleiding voor ons conclaaf is een binnengekomen begroting uit Malawi. De kosten voor een nieuw waterproject zijn twee keer zo hoog dan verwacht. Er is geen 5.000 euro nodig, zoals ons een maand geleden nog was verteld, maar 10.000.
We zijn ontstemd. Wat maakt het bedrag ineens zo hoog? Waarom is de aannemer zoveel duurder? Wat betekent die post voor ‘vergaderingen’? En moet de evaluatie echt 300 euro kosten? Het wantrouwen groeit met de minuut. Na twee wijntjes weten we het zeker: we worden erin geluisd. De begroting is doelbewust opgehoogd, om straks geld in eigen zak te kunnen steken.
Of ligt het toch anders? Begroten is moeilijk, en onze Malawiaanse partners zijn er niet goed in. Dat weten ze. Doorlopend onderschatten ze de kostprijs van projecten. En daar schamen ze zich voor. Ze vinden het vervelend om ons wéér te moeten vragen om extra geld.
Staken ze ooit projectgeld in eigen zak? Niet dat we weten. Het omgekeerde gebeurde wel: een medewerkster schaamde zich zó voor haar gebrekkige begroting, dat ze de extra kosten maar zelf betaalde. Dat wil onze partner ditmaal voorkomen.
We besluiten het hoofd koel te houden. We gaan de kosten toetsen aan die van een vergelijkbaar project. We vragen toelichting op posten die we niet snappen. We vragen om uitsplitsing van bedragen die ons vreemd voorkomen.
Een week later is de argwaan gesmolten. Het project is keurig aan de prijs. Niet de Malawianen naaiden ons een oor aan. Dat deed onzeoverhaaste argwaan.