Onderzoeker, adviseur en spreker over maatschappelijk gevoelige thema’s

Mededogen in de mediafuik

Januari 2017, oudekerk.nl/misericordiablog

Onze medemens in nood: we ontmoeten hem steeds minder vaak in het echt en steeds vaker via de media. Hij is een krantenfoto, televisiepersonage of Facebookpost. Wat doet die mediawerkelijkheid met ons mededogen? In een zoektocht naar een antwoord bracht onderzoeker Mirjam Vossen elf (fictieve) mediapersonages tot leven, die totaal verschillend reageren op de armoede van de ander of van henzelf. Hieronder stelt ze een aantal van hen voor en pleit ze voor meer mediawijsheid.

In december 2015 reist Pam van der Veen naar Lesbos om een week lang gestrande vluchtelingen te helpen. Ze deelt fruit en regenponcho’s uit, warmt potjes babyvoeding op en staat ’s nachts op het strand wanneer stampvolle boten met Syrische vluchtelingen de kust bereiken. Ze vertelde erover in een artikel in het Algemeen Dagblad (29 februari 2016). Pam wordt geplaagd door twijfels over haar hulpactie: “Waarom doe ik dit? Uit altruïsme? Schuldgevoel? Reageer ik te hysterisch op het vluchtelingenleed?” Toch besluit ze dat ze het moet blijven doen.

Hoe anders is de reactie van Birgit van de Wijngaard. Ook zij krijgt te maken met Syrische vluchtelingen wanneer vier alleenstaande mannen in haar wijk komen wonen. Waar ze precies vandaan komen, wat ze hebben meegemaakt, Birgit weet het niet. Ze heeft de mannen nooit ontmoet. Maar ze ziet hun komst met vrees tegemoet: “Niemand kan ons garanderen dat het geen verkrachters zijn. Je weet hoe ze in die cultuur over vrouwen denken.”

Met een beetje fantasie kun je Pam en Birgit een rol geven in Bijbelse verhaal van de barmhartige Samaritaan. In deze parabel ligt een gewonde reiziger langs de kant van de weg. Twee voorbijgangers lopen met een boog om hem heen. De derde, de Samaritaan, stapt van zijn paard om zich over de onbekende man te ontfermen. De gewonde reiziger is van alle tijden, net als de passant die hem helpt of die, om wat voor reden dan ook, aan hem voorbijloopt. Er is één verschil: we ontmoeten hem steeds minder vaak spontaan langs de weg. Vandaag leren we hem eerst kennen via de media. Tussen mensen in nood en onszelf staan Facebook, De Volkskrant en het 8-uur journaal.

De reacties van Birgit en Pam, hoe uiteenlopend ze ook zijn, hebben dan ook één ding gemeen: ze komen voort uit wat ze hebben opgepikt uit het nieuws. Pam zegt het letterlijk over haar besluit om naar Lesbos te gaan: ‘Ik had last van de beelden die ik dagelijks in de media zag. Lekke bootjes op de Egeïsche Zee, verdronken kinderen, gezinnen gestrand in de modder. Ik had er buikpijn van.’

Verstrengelde werkelijkheden

Onze werkelijkheid is verstrengeld met de mediawerkelijkheid. Daarover gaat dit verhaal. Over de gewonde reiziger in ons dagelijkse leven en de beelden die we van hem krijgen voorgeschoteld. En over de vraag wat dat doet met ons mededogen. Wat zette Pam en Birgit aan tot hun reactie, en waarom? Wat hebben de media hen – en ons allemaal – verteld? Wat krijgen we niet te zien? En welke impact heeft dat op ontmoetingen met mensen in nood in ons ‘echte’ leven?

Laten we, om te beginnen, het mediadrama over de mens in nood onder de loep nemen. Want dat is het: een gestyleerd drama met een beperkt aantal vaste, herkenbare scenes en personages. Journalisten, programmamakers en bloggers ‘framen’ de werkelijkheid wanneer ze deze vertalen in teksten en beelden. Ze gebruiken een beperkt repertoire van bekende scripts, met logische redeneringen over oorzaken, gevolgen en oplossingen, met onderliggende emoties en moraal, en met bijpassende personages. In mijn onderzoek probeer ik verschillende frames te onderscheiden.

‘Armoedeframes’

Wat zijn die frames en hoe beïnvloeden ze de mediaberichten over mensen in nood? Ik noem er vier en stel de belangrijkste spelers even voor.

Het eerste frame draait om het ‘tragische slachtoffer’. De lijdende ziel, getroffen door onheil waar hij of zij niets aan kan doen. De slachtoffers zijn bijvoorbeeld vluchtelingen in boten op de Middellandse zee, gezinnen in de hel van Aleppo, meisjes in handen van Boko Haram. Een van de personages die binnen dit frame past is Ziko Kasonga, een gehandicapte bedelaar uit Malawi, die op zijn 14e verlamd raakte aan beide benen. Ik interviewde hem een paar jaar geleden. Zijn tragiek was de domme pech om in een arm gezin in een van de armste landen ter wereld te worden geboren. Nu bedelt hij dag in dag uit voor de ingang van een supermarkt, zonder hoop dat het ooit beter wordt. Een meer algemeen type persoon in ditzelfde frame is “de redder in nood” of “de reddende engel”. Dat is de persoon die de aanblik van het slachtoffer niet kan verdragen. Die, zoals Pam van der Veen, iets moet doen: “Iets. Wat dan ook”. In het slachtofferframe draait het om medelijden en empathie, om de morele plicht het lijden te verlichten.

Optimisme en hoop

Een tweede frame is dat van ‘de vooruitgang’. In dit frame is de mens in nood niet zielig. Het is iemand die een duw in de goede richting nodig heeft. Een zetje om de eerste trap van de ladder te bereiken, waarna hij zelf naar boven kan klimmen. Het medelijden uit het slachtofferframe maakt plaats voor optimisme en hoop op een betere toekomst. De persoon die helpt heeft de rol van gids, van leraar, van wegbereider. Zoals in het verhaal van de fictieve, maar zeer herkenbare, personage Lieke Overmeer, een jonge vrouw die tijdens een vakantie in Ghana in een straatarm dorp belandde. Ze zag dat vrouwen er water haalden uit een vieze rivier en dat kinderen op school op de grond zaten. “Deze mensen gaan we vooruit helpen”, besloot ze. Binnen een jaar zorgt ze dat het dorp een waterpomp heeft en de school tafels en stoeltjes.

In zowel verhalen met een slachtoffer- en vooruitgangsframe zien we mensen die van hun paard af komen wanneer ze een gewonde reiziger zien. Het belang van de ander staat voorop. In andere frames lopen ze echter met een boog om hem heen. Hier prevaleert het eigenbelang.

Eigenbelang eerst

Zo gaat het derde frame over ‘dreigend onheil’. De mens in nood is een gevaar voor óns. Hij komt uit een andere wereld en heeft andere gewoontes. We weten niet wat hij van plan is. Hij verstoort onze rust. In dit frame draait het om angst en wantrouwen. Of, anders geformuleerd, om onze behoefte aan veiligheid. Tot de spelers in deze scene horen Birgit van de Wijngaard met haar verzet tegen de komst van Syrische asielzoekers. “Het zijn er te veel, ze komen van overal en ze brengen uitheemse culturen en geloven met zich mee. Dat is vragen om problemen.”

Ook in het vierde frame, ‘ieder voor zich’, komt de potentiële ‘helper’ niet van zijn paard. In dit frame is ieder mens verantwoordelijk voor zijn eigen lot. Mensen die in de problemen zitten, hebben het er zelf naar gemaakt. Dat zien we bijvoorbeeld in berichten en commentaren over ‘uitkeringstrekkers’, daklozen en mensen met hoge schulden. Een rol is weggelegd voor Anke Barends, die ooit tien euro aan een zwerver gaf. Hij ging er meteen drank voor kopen. Dat doet ze dus nooit meer. Waarom zouden we hen überhaupt moeten helpen, vraagt ze zich af: “Probleemgedrag veroorzaak je nog altijd zelf en dan hoeft een ander toch niet jouw ellende op te lossen?”

Vluchtelingennieuws

Er zijn meer frames dan deze vier. Frames waarin het gaat over ‘onrechtvaardigheid’. Frames waarin het gaat over ‘onze schuld’ aan de problemen van mensen in nood. Frames zijn overal, een ‘frameloze’ mediawerkelijkheid bestaat niet. Het probleem is niet dat de media de werkelijkheid framen. Het probleem is dat dat eenzijdig en selectief gebeurt. We denken, of hopen op zijn minst, dat media de werkelijkheid weerspiegelen. Niets is echter minder waar. In feite krijgen we maar een flinterdunne uitsnede te zien. Een uitsnede die bepaalde scenes en personages veel vaker in beeld brengt dan andere. Een uitsnede die de werkelijkheid geen recht doet.

In 2015 hield ik drie maanden lang bij hoe Nederlandse media berichtten over Syrische vluchtelingen. Het merendeel van de verhalen belichtte niet hún problemen, maar de problemen die hun komst met zich meebracht voor mensen in Europa. We zagen volgelopen treinstations, uitpuilende asielzoekerscentra en tentkampen in Calais. Correspondent Rop Zoutberg zou later in de longread ‘Hilversum calling’ beschrijven hoe de nieuwskaravaan zich met de vluchtelingenstroom had meebewogen. Beelden van de oorlog in Syrië zagen we nauwelijks meer. Niet omdat het geweld afnam, maar omdat de strijd zo hevig werd dat geen fotograaf zich daar meer waagde. Zo kreeg het frame ‘dreigend onheil’ de overhand over het ‘tragische slachtoffer’. Door het filter van de nieuwsmedia werden Syriërs vooral mensen die onze rust en veiligheid kwamen verstoren. Geen wonder dat Birgit van de Wijngaard zich zorgen maakt.

Langzame vooruitgang

De media vertekenen de werkelijkheid niet alleen door wat we via armoedeframes zien en horen. Ze doen dat ook door wat ze níet laten zien en horen. Door dat waar ze aan voorbij gaan. Het eerste wat niet door de mediafuik komt, is alles wat gewoon goed gaat. Nieuws moet het hebben van drama, van ellende, van conflicten. Zo haalden zeven uit de hand gelopen inspraakavonden over de komst van asielzoekerscentra wekenlang het journaal. Dat in dezelfde periode 41 avonden zonder problemen verliepen, was geen journaalitem waard.

Nieuws, zelfs nieuws met een ‘vooruitgangsframe’, gaat vooral over wat er niet goed gaat. Langzame positieve trends, zoals het feit dat de armoede en kindersterfte de afgelopen 20 jaar wereldwijd zijn gehalveerd, krijgen veel minder aandacht op televisie en in de krant. Ook niet in advertenties van ontwikkelingsorganisaties. Driekwart daarvan gaat uitsluitend over wat er nog moet gebeuren: meer kinderen naar school, medicijnen voor vluchtelingen, zaaigoed voor boeren, meer hulp, kortom, om mensen uit de armoede en ellende te halen. Daarmee bevestigen diezelfde spotjes precies wat Henk Hamer denkt: “Dat al die miljarden ontwikkelingshulp aan Afrika” niets hebben uitgehaald. Dat hulp aan mensen in nood, kortom, geen enkele zin heeft.

Slachtoffer uit beeld

Het tweede dat sneuvelt in de mediawerkelijkheid is, paradoxaal genoeg, de stem van de ontvanger van barmhartigheid. Of, om precies te zijn, de stem van de ontvanger buiten zijn klassieke rol van dankbaar persoon. Soms vangen we er een glimp van op. Bijvoorbeeld wanneer vluchtelingen een boekje opendoen over misstanden in asielzoekerscentra. Maar Mariam Shehade uit Syrië houdt daarover het liefst haar mond, bang om afgeschilderd te worden als verwende klager. Ook Mozes Owech uit Oeganda houdt zich koest. Mozes, een personage uit het boek ‘De bushsoldaat’ van Edith Tulp, is een ex-kindsoldaat die twee blanke hulpverleners ontmoet. Ze willen zich over hem ontfermen. Maar Mozes wil helemaal geen hulp. Hij wil niet over zijn verleden vertellen. Maar hij durft hun hulp echter ook niet te weigeren.

Het ongemak over het ontvangen van hulp krijgt in de media weinig ruimte. Nog minder ruimte is er voor scenes waarin de ‘geholpene’ kritiek heeft op de helper. Voor scenes die bijvoorbeeld belichten hoe ‘helpen’ ook de ongelijkheid met het slachtoffer benadrukt. Nelly van de Ven, die als vrijwilliger werkt voor Sinti en Roma in Gemert, verwoordt dit treffend wanneer ze terugblikt op haar Brabantse jeugd in armoede: ”De rijke mevrouwen uit het dorp kwamen bij ons thuis met veel bravoure kleren en huisraad brengen, waar mijn moeder dan tien keer ‘dankjewel’ voor moest zeggen.” Vervolgens, zegt Nelly, mochten diezelfde vrouwen ’s zondags in de kerk op de voorste bank zitten.

Klinkt bij Nelly vooral verontwaardiging door, bij presentator en komiek Trevor Noah, die opgroeide in Johannesburg, ontaardt deze ongelijkheid in boosheid. In een satirische conference gaat hij tekeer tegen de manier waarop hulporganisaties kinderen uit Afrika in beeld brengen. Waarom, vraagt Trevor zich af, blijven ze maar spotjes maken van zielige Afrikaanse kinderen met vliegjes in de ogen? “Die spotjes maken dat we er verschrikkelijk uitzien”, zegt Trevor. “Ze maken dat heel Afrika er verschrikkelijk uitziet. Ze maken dat IK er verschrikkelijk uitzie. En dat maakt me kwaad.”

Voorliefde voor het slechte

De media framen de werkelijkheid en dat doen ze selectief. Ze hebben daarbij een voorliefde voor slecht nieuws, ellende en conflicten. Ze gaan voorbij aan de normaliteit, aan dat wat alsmaar beter of gewoon goed gaat. Bovendien geven ze de mens in nood nauwelijks een stem buiten zijn rol als dankbaar slachtoffer. Dat brengt me bij een laatste vraag: wat doet de mediawerkelijkheid met onze betrokkenheid bij de ander en met onze naastenliefde? Het antwoord ligt niet bij voorbaat vast en is niet voor elke persoon gelijk. Maar aan de invloed van de mediawerkelijkheid staan we allemaal bloot. Dat is iets om permanent bij stil te staan.

Zo kan de vertekende mediawerkelijkheid ons aanzetten tot barmhartigheid in het dagelijks leven. Zonder dramatische verhalen met een slachtofferframe zouden we niet weten dat er mensen buiten ons blikveld in nood zijn en hulp nodig hebben. Mede dankzij de media zetten Pam van der Veen en honderdduizenden andere vrijwilligers in Nederland zich in voor mensen die ze niet persoonlijk kennen. En dankzij de media geven miljoenen donateurs van goede doelen geld aan mensen die ze nooit hebben gezien. De media zijn een katalysator van daden van barmhartigheid.

De mediawerkelijkheid kan ons echter ook de andere kant op duwen. Bijvoorbeeld door de aanhoudende stroom verhalen waarin de komst van asielzoekers als een bedreiging voor onze veiligheid wordt gepresenteerd. Dankzij deze eenzijdige berichtgeving gaat Birgit in verzet tegen de komst van Syrische mannen in haar wijk. Dat doet ze op grond van percepties die niet in verhouding staan tot het werkelijke gevaar dat ze loopt.

Dit verhaal eindigt dan ook met een oproep voor kritisch mediagebruik. Welk frame krijgen we te zien? Beseffen we dat het een gestyleerde uitsnede is? En dat er een wereld achter ligt, met verhalen die we niet zien en stemmen die we niet horen? Het zijn vragen om te stellen voordat we bij een gewonde reiziger stilstaan of aan hem voorbij lopen.

Het elfde personage is Chiel Reijngoud: ‘Mensen in Afrika zijn arm, maar gelukkig’ 

Nu delen: